maandag 28 februari 2011
Van jagen, verzamelen naar verbouwen
De oudste mensen trokken vermoedelijk rond in een gebied op zoek naar voedsel dat zij verzamelden of bejaagden.
Na de laatste ijstijd, ongeveer tienduizend jaar geleden, werd het droger op aarde. Bossen verdwenen en pampa´s, steppen en savannen verschenen. Daardoor kwamen er meer grassen en zaden beschikbaar als voedsel. Grofweg valt de grote opkomst van grassen samen met die van de mens, zo´n twintig miljoen jaar geleden. Tegelijkertijd komen ook de grazers op, zoals runderen, buffels en paarden.
In het gebied van het Midden Oosten leefden er mensen die zelf groenten en graan begonnen te verbouwen. Ook in China, Amerika, Nieuw-Guinea en de Sahel ontwikkelden mensen landbouwmethoden. In eerste instantie voor eigen behoefte en later meer dan dat. Het overschot werd geruild tegen andere goederen, waardoor specialisatie in de hand werd gewerkt. De ene mens bewerkte het land en de ander jaagde, maakte goederen, verhandelde deze of kon zich uitsluitend bezig houden met geestelijke zaken. Bij de akkerbouw ontstond ook veeteelt; het varken bijvoorbeeld is al zo´n 9.000 jaar geleden gedomesticeerd.
Vanzelfsprekend spelen klimaat en grondsoort een belangrijke factor bij het soort landbouw dat mogelijk is. In tropische streken groeit alles welig, snel en wordt groot. In koudere streken groeit alles langzamer en is het formaat kleiner. Voor de landbouw is het noodzakelijk dat de grond wordt bewerkt en bevloeid. Voor de bewerking van het land werden lastdieren ingezet, zoals paarden, kamelen en ossen. Ongeveer tweeduizend jaar geleden werden de windmolen en het waterrad uitgevonden, waarmee via kanalenstelsels water op een groter landbouwareaal kon worden gebracht.
De vroege mens leefde op een aarde waarop veel bossen te vinden waren. Om landbouwgrond te winnen werd dit gekapt of in de brand gestoken. De as leverde vruchtbare, mineraalrijke grond, die later werd bemest met de uitwerpselen van dier en mens. Het vernietigen van de oerbossen ging in onze streken door tot in de middeleeuwen: toen was het bos grotendeels op. Holt- of Houtland werd nu Holland…
Om uitputting van de grond te voorkomen wordt er traditioneel vruchtwisseling toegepast. Dat betekent dat er op hetzelfde stuk grond wisselende gewassen worden verbouwd. Door het stuk grond bijvoorbeeld in vieren te delen, kunnen daarmee verschillende gewassen tegelijkertijd worden verbouwd.
In gemengde bedrijven is sprake van een combinatie van landbouw en veeteelt. Afval als stro kan worden gebruikt als bodembedekking in de stal. De mest van de dieren wordt gebruikt om het land weer vruchtbaar te maken. Afhankelijk van de bodemgesteldheid kiest een boer voor een bepaald gebruik van de grond; de ene grond is van nature bijvoorbeeld wel geschikt als weide, maar niet voor akkerbouw.
Na de tweede wereldoorlog heeft de bio-industrie of intensieve landbouw zijn intrede gedaan. Dit is een landbouwwijze die rust op wetenschappelijke inzichten, waarbij de hoeveelheid voedingsstoffen, water, licht enz. op een optimale productiehoeveelheid wordt afgestemd. Intensieve landbouw heeft een hoog energieverbruik in vergelijking met traditionele landbouw en er zijn diverse problemen mee. Zo is de kans op epidemieën groot, vanwege de dichtheid van de dieren bij veeteeltbedrijven. Q-koort, BSE, varkenspest, vogelgriep en mond- en klauwzeer. Door de aandacht voor de omvang van de productie worden methoden en technieken toegepast die schadelijk zijn voor het milieu en de gezondheid. Zoals het gebruik van kunstmest, pesticiden en antibiotica. Door gentechnologie bijv. zijn in de toekomst nog andere problemen te verwachten.
In de jaren tachtig van de vorige eeuw ontstonden bovendien als gevolg van allerlei subsidieregelingen enorme overschotten van bepaalde producten. Met name boter en melk werd in zulke grote hoeveelheden geproduceerd dat de opslag ontoereikend was. Om die reden is er zelfs voedsel op grote schaal vernietigd.
Een behoorlijk deel van de productie van gewassen in de wereld wordt gebruikt als veevoer of voor de suikerproductie.
Bij biologische en biodynamische landbouwmethoden streeft de boer naar evenwicht met het land waarop hij of zij werkt. Daarom wordt geen kunstmest of bestrijdingsmiddelen gebruikt en alternatieve zaai-, kweek- en oogsttechnieken vergelijkbaar met traditionele methoden van vroeger of in arme landen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten