maandag 28 februari 2011

mineralen


Mineralen is de naam voor de grote groep stoffen die van nature in de aardkorst voorkomen. Alle gesteenten zijn mineralen. Sommige minerale stoffen lossen gemakkelijk op in water, bijvoorbeeld kalkhoudende steen of ijzeroxide. Natuurlijk water is dus een bron van mineralen. Planten nemen via hun wortels bodemwater op met daarin opgeloste mineralen. Mineralen gebruikt de plant om andere moleculen mee te maken, zoals eiwitten en vetten. 
Mineralen zijn opgebouwd uit elementen zoals IJzer, Calcium en Kalium en in de voedingsleer worden dit mineralen genoemd. In de natuur komen elementen alleen in verbinding met andere elementen voor. IJzer vind je meestal in verbinding met zuurstof als ijzeroxide. Calcium in verbinding met kooldioxide uit de lucht: calciumcarbonaat (kalksteen) of water: calciumhydroxide (gebluste kalk). Hoe makkelijk of moeilijk een mineraal in onze spijsvertering wordt opgenomen hangt natuurlijk af van de verbindingen in het mineraal. 
De belangrijkste mineralen zijn: 
• 12 Mg = Magnesium: is belangrijk voor spieren, hart en zenuwstelsel. Magnesium komt in bijna alle voeding voor. Een langdurig tekort aan magnesium tot irritatie van de zenuwen in de spieren, hartritmestoornissen en maagkrampen. 
• 15 P = Fosfor: speelt een rol bij botvorming en energievoorziening. Een teveel aan fosfor in onze voeding bevordert botontkalking. Dit zou ook een rol kunnen spelen bij de consumptie van melk. Door het gebruik van kunstmest, zou het voer van melkvee wel eens veel meer fosfor kunnen bevatten dan goed voor ons is. 
• 11 Na = Natrium en 
• 17 CL = Chloor en 
• 19 K = Kalium: komen voor in zouten als chloride in NaCl (natriumchloride, keukenzout) en KCl (kaliumchloride) Zouten spelen een rol bij de bloeddruk, vochthuishouding en spijsvertering. Omdat zout als smaakversterker werkt wordt het veel in de keuken gebruikt. In onze voeding komt echter van nature voldoende zout voor. Teveel zout eten leidt tot hoge bloeddruk. Zweten leidt tot verlies van zouten wat uitdroging tot gevolg heeft. 
• 20 Ca = Calcium: belangrijk voor vorming van het gebit, zenuwen, bot- en spierweefsel. Vitamine D zorgt dat de calcium in ons voedsel goed kan worden opgenomen. Een tekort aan calcium, kun je merken aan spierkrampen, gespannen zenuwen en een slecht humeur. Er wordt vaak gezegd dat zuivel goed is voor de botten, maar de vorm waarin calcium in deze producten voorkomt is slecht opneembaar. Veel melk drinken zou zelfs tot botontkalking kunnen leiden. 
• 24 Cr = Chroom: is belangrijk voor de vorming van insuline en daarom voor de bloedsuikerspiegel. 
• 25 Mn = Mangaan: is nodig voor de botten, zenuwen en stofwisseling van koolhydraten en cholesterol. Mangaan is onder andere te vinden in thee, bruine rijst, noten en graan. 
• 26 Fe = IJzer: is een bouwsteen van hemoglobine dat in de rode bloedcellen zit. Hemoglobine zorgt, voor de transport van zuurstof van de longen naar andere delen van het lichaam. Bij een ijzertekort (bloedarmoede) wordt dat transport moeilijker: Je krijgt dan last van duizeligheid en concentratieproblemen. Een teveel aan ijzer (ijzerstapelingsziekte) leidt tot chronische vermoeidheid en beschadiging van organen. Tijdens je menstruatie of zwangerschap is meer ijzer nodig dan normaal. IJzer zit onder andere in vlees, aardappels, brood en groente. IJzer uit plantaardige voedingsmiddelen wordt minder goed genomen. Een glas sinaasappelsap ijzer bij granen, brood of pap verbetert de opname van ijzer door de werking van vitamine C. 
• 29 Cu = Koper: is nodig om ijzer om te zetten in hemoglobine. Op die manier is koper mede verantwoordelijk voor het zuurstoftransport binnen je lichaam. Verder speelt het een rol bij de pigmentatie van huid en haar, de vorming van bot- en bindweefsel en de werking van je spieren. 
• 30 Zn = Zink: is belangrijk voor de groei, vernieuwing van weefsels, het afweersysteem, de genezing van wonden en een goed reuk-, smaak- en gezichtsvermogen. Zink zit veel in vlees, vis, rijst en bruin brood. Bij kinderen kan een tekort aan zink een groeiachterstand veroorzaken. 
• 34 Se = Selenium: beschermt het lichaam tegen de invloed van schadelijke stoffen, zoals zware metalen. Selenium verkleint de kans op hart- en vaatziekten. Het zorgt ook voor de productie van gezond sperma. Er zijn bovendien aanwijzingen dat het beschermt tegen het ontstaan van prostaatkanker. Je vindt dit mineraal vooral in noten, rijst, granen, vis en garnalen. 
• 53 J = Jodium: is nodig voor de productie van het hormoon thyroxine in de schildklier. Thyroxine is belangrijk voor de groei en onze stofwisseling . Een tekort aan jodium geeft groeistoornissen en kan geestelijke achterstand veroorzaken. Bij zeer ernstig tekort kan ook zwelling van de schildklier optreden: krop.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten