maandag 28 februari 2011

bloedsuikerstofwisseling


Suikers zijn de bron van energie voor de cellen van alle levende wezens. Planten maken suiker van CO2 uit de lucht en water uit de grond: 6H2O + 6CO2.  C6H12O6 +12O2 Dit gebeurt in het bladgroen of chlorofyl van de plant. Dit proces wordt fotosynthese genoemd. Foto betekent (zon)licht en synthese samenvoegen. De energie van het zonlicht wordt bij fotosynthese dus opgeslagen in suikers. 
Die energie komt weer vrij door het proces om te draaien: C6H12O6 +12 O2.  6H2O + 6CO2. En dat is precies wat er gebeurt in de cellen van levende wezens. Voor dit proces is vitamine B nodig, een stof dus die in onze voeding moet zitten om de energie vrij te kunnen maken. Gelukkig komt vitamine B voor in veel groenten en in de vezels van alle ongeraffineerde granen, bijvoorbeeld in volkorenbrood en bruine rijst. 
Overdag produceert een plant dus zuurstof, ´s avonds neemt het (net zoals wij) zuurstof op om aan energie te komen. 
In planten wordt een overschot aan suiker opgeslagen als zetmeel (C6H10O5)n. Dit gebeurt door glucosemoleculen aan elkaar te rijgen en daarbij steeds één water molecuul af te splitsen. Zetmeel kun je vergelijken met een ketting van suikerkralen: een polymeer. Zetmeel en suiker worden beide koolhydraten genoemd. 
Om de energie van de zetmeel te kunnen gebruiken, moet eerst de glucose vrijgemaakt worden: de kralen moeten uit de ketting. In vergelijking met zetmeel is de spijsvertering van pure suiker veel eenvoudiger en sneller: de suiker wordt meteen in het bloed opgenomen en is daarom meteen beschikbaar als energiebron. 
Het verteren van zetmeel duurt langer dan suiker en gaat beter als het zetmeel eerst wordt verhit. Dat doen we tijdens het koken en bakken. Door voedsel te kauwen en dit daarbij te vermengen met speeksel begint het verteringsproces van zetmeel. In het speeksel zit water en een enzym (amylase) dat als het ware de zetmeelketting in kortere stukjes knipt. Als je langer kauwt merk je ook dat dit gebeurt: het eten smaakt zoeter. 
In dieren wordt een overschot aan suiker opgeslagen als glycogeen. Een stof die dezelfde chemische formule heeft als zetmeel, maar met een andere ruimtelijke vorm. De omzetting van suikers tot glycogeen gebeurt in de lever, waar ook een deel van de opslag is. Een ander deel wordt opgeslagen in de spiercellen, zoals het hart. Als er nog meer suiker is dan wordt dit opgeslagen als vetweefsel. 
In sommige gewassen vinden we veel suiker, bijvoorbeeld suikerbiet en suikerriet. Via een industrieel proces wordt uit deze gewassen suiker gewonnen die na raffinage wordt verkocht. Een restproduct van de productie is melasse dat voor de productie van alcohol en pulp dat voor veevoer wordt gebruikt. 
Bij de omzetting van suiker ontstaat kooldioxide (CO2) dat, opgelost in water, een zuur milieu oplevert: CO2+ H2O  H2CO3 (koolzuur). Minerale stoffen, zoals calciumverbindingen, worden aangetast in een zuur milieu: het mineraal lost op. Onze botten en tanden bestaan uit collageen en calcium en kunnen dus schade lijden door het zure milieu dat bij de vertering van suiker ontstaat. Dat het eten van suiker tot tandbederf leidt is natuurlijk algemeen bekend. Dat het eten van suiker ook tot botontkalking leidt niet. 
Bij de suikerstofwisseling spelen verder de vitamines B een rol. Uit geraffineerde producten zijn alle andere stoffen verwijderd, ook de vitamines. Veel geraffineerde suiker en zetmeel eten kan daarom leiden tot een tekort aan vitamine B. Dit merk je door vermoeidheid. 
Ons lichaam is niet gebouwd voor het eten van pure suiker. Door de consumptie daarvan wordt ons metabolisme verstoord. De pancreas maakt insuline aan voor de consumptie van zetmeel. Hiervoor is al beschreven dat de vertering daarvan veel langzamer gaat dan van suiker. De insulineproductie van de pancreas is op dit langzame tempo afgestemd. 
Bij het eten van pure suiker wordt dit meteen in het bloed opgenomen. De pancreas produceert daarna nog insuline terwijl er geen suiker meer uit de spijsvertering komt. Daardoor daalt de bloedsuikerspiegel en ontstaat er een hongergevoel. Als gevolg daarvan krijg je na het eten van suiker meteen weer trek. Wie van snoep en chocolade houdt begrijpt nu waarom het vaak niet bij één stukje of snoepje blijft. 
Het is moeilijk om de consumptie van suiker te vermijden. Gemiddeld eet iedere Nederlander per jaar 35 kg suiker! Dat is bijna een ons per dag! Weinig mensen zijn zich daarvan bewust, omdat de suiker die je eet verwerkt zit in koekjes, snoepjes, zoutjes, voorbewerkt voedsel, verpakte soepen, sausen, toetjes enz. Fabrikanten doen suiker in nog veel meer producten die je in de schappen van de supermarkt vindt: let daar maar eens op… 
In de Macrobiotiek wordt suiker verder als zeer yin beschouwd: de stof leidt tot extreme uitzetting. Dat zou onder meer te zien zijn aan vergrote levercellen en een forse toename van adrenaline en insuline. Daarbij zou ook het parasympathische stelsel verstoord worden, waardoor we overprikkelt raken. 
Als we veel suiker eten wordt er ook veel glycogeen en vetweefsel gevormd. Hierdoor kan bloedarmoede, aambeien, constipatie en overgewicht ontstaan. Verder kunnen gezondheidsproblemen optreden, zoals hartproblemen, spierzwakte of een vergrote lever. Dat kan zich uiten in lusteloosheid, traagheid, pessimisme en geestelijke verwarring.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten